Het stadsbestuur van Diksmuide ontving een schrijven van Arne, de kleinzoon van Käthe Kollwitz, waarin hij stelt dat de sculpturen van het "Treurend Ouderpaar" terug naar Duitsland moeten verhuizen.

Het "Treurend Ouderpaar" was in 1932 voltooid en kreeg een plaats op het voormalig Duits kerkhof van het Roggeveld. In 1956 verhuisden de beelden, samen met 25.638 gesneuvelden van verschillende kleinere kerkhoven, naar de begraafplaats aan de rand van het Praetbos te Vladslo.

Eind 1992 kwam de beeldengroep in de actualiteit toen er sprake was dat de Duitse gravencommissie het "Treurend Ouderpaar" zou verwijderen en vervangen door kopies.

Herman Demoen, conservator van het stedelijk museum, stelt duidelijk dat beide beelden eigendom zijn van de familie Kollwitz. Toch vindt hij dat de sculpturen thuishoren op de begraafplaats in Vladslo, omdat ze daar hun juiste betekenis krijgen.

In de brief van Arne werd reeds voorgesteld dat twee bronzen afgietsels ter beschikking zouden worden gesteld, maar een dergelijke ruil vindt het stadsbestuur niet opportuun. Blijft Arne Kollwitz bij zijn standpunt dan moeten verdere stappen ondernomen worden.